zo plechtig staan ze, bast na bast
als wachters in een stramme rij
met hoge kronen, boven mij,
en wortels, in de aarde vast
zo houden zij de lucht in toom
voorkomen dat zij nederdaalt
een jonge wolk, die wat verdwaalt
hervindt door hen de juiste stroom
maar stel dat ’t hier eens buigt of kromt,
dat boom na boom zijn plicht verzaakt
en dat doordat de linie kraakt
de hemel op de aarde komt